10 maart 2004 werd het in de vroege ochtend om 6.30 stil. Zo stil dat we er de dagen erna niet van konden slapen ’s nachts. De ruim 19 maanden die vooraf gingen aan deze nacht waren we 24 uur per dag en 7 dagen in de week alert op jou ademhaling en de zachte (en soms harde) geluidjes die je maakte. Zolang we je rustige ademhaling hoorden was je comfortabel en, misschien nog belangrijker, was je nog bij ons. Dat was het enige dat telde. Overdag lieten we je niet alleen en ’s nachts stond de babyfoon aan. Of je lag tussen ons in te slapen in het grote bed. Maar altijd waren daar jouw eigen geluidjes. Totdat het moment daar was en we je moesten laten gaan en het oorverdovend stil werd.
Regelmatig hadden we het erover gehad. Het afscheid wat veel sneller zou komen dan we wilden. En dan bedachten we dat het fijn zou zijn als je thuis zou overlijden. Dat liep anders. We gingen (ten einde raad, omdat de epiletische aanvallen niet meer onder controle te krijgen waren) maandagochtend naar het ziekenhuis. Gesteund door het hele team van verpleegkundigen en je eigen kinderarts was woensdagochtend het moment waar we al die tijd zo tegen op zagen daar. Wat ben ik achteraf “blij” dat we er niet alleen voor stonden. Wat is onnoemelijk zwaar en wat doet het onmenselijk veel pijn om je eigen kind te zien sterven. Met mijn verstand weet ik dat het voor jou beter was. Dat je die rust zo verdiende, dat je voor jou doen 80 jaar geleefd hebt ipv bijna 2, dat stilte nu jou vriend geworden is. Maar 9 jaar later kan ik nog steeds niet met droge ogen terug denken aan die nacht waarin het zo verschrikkelijk stil werd.
Bløf: Zo stil
Zo hard,
de uren na de klap dreunde zo na,
Dat niets nog, te bevatten en begrijpen was,
het was zo hard,
Dat alles wat we dachten, ons alleen maar leegte bracht
Zo moe en zo verslagen waren wij,
Nu ’n stilte bij ons was in plaats van jij.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.